Basis
In het geval van hoge bloeddruk (arteriële hypertensie) zijn de waarden van de meetbare bloeddruk verhoogd over een langere periode. De medische term arteriële hypertensie is samengesteld uit de Latijnse woorden "arterieel" (behorend tot de slagader) en "hypertensie" (te hoge druk). Volgens de huidige richtlijnen van de Europese Sociëteit voor Cardiologie (ESC) spreken we van hoge bloeddruk als de systolische bloeddrukwaarden hoger zijn dan 140 mmHg (millimeter kwikkolom) of de diastolische waarden hoger zijn dan 90 mmHg. Arteriële hypertensie is de meest voorkomende inwendige aandoening en is een van de klassieke wijdverspreide ziekten, waarbij de prevalentie van hypertensie bij volwassenen in Europa rond de 30% ligt. De prevalentie van hoge bloeddruk is ook afhankelijk van lichaamsgewicht, sociaaleconomische status en geslacht - mannen hebben over het algemeen vaker last van hoge bloeddruk.
Systolische en diastolische waarden
Bij elke slag pompt het hart bloed in het lichaam, waardoor er een druk in de bloedvaten ontstaat die bijvoorbeeld met een bloeddrukmanchet kan worden gemeten. De ideale bloeddrukwaarde is 120 / 80 mmHg. De eerste, meestal hogere waarde staat bekend als systolische bloeddruk en de tweede, meestal lagere waarde, als diastolische bloeddruk. Systole is de fase waarin de hartspier samentrekt en bloed uit de linkerhartkamer stuwt. Dit staat in contrast met de diastole, waarin het hart ontspant en zich dus opnieuw met bloed kan vullen. De bloeddruk wordt meestal gemeten met een bloeddrukmanchet op de bovenarm of invasief met een sensor in de slagaders. De bloeddrukmanchet moet tijdens een meting altijd ter hoogte van het hart worden geplaatst.
De eenheid voor bloeddruk is, om historische redenen, mmHg. Dit staat voor millimeter kwik. Hoge bloeddruk wordt gedefinieerd als een bloeddruk boven 140 mmHg in systole of boven 90 mmHg in diastole.
Een eenmalige matig hoge bloeddruk levert vaak geen acuut gevaar op, maar hoge bloeddrukwaarden over een langere periode hebben negatieve gevolgen voor het hart, de bloedvaten, de nieren, de ogen en de hersenen. Het verhoogt ook het risico op hart- en vaatziekten zoals hartaanvallen en beroertes. Dit risico kan aanzienlijk worden verminderd door een hoge bloeddruk te behandelen.
Cardiovasculair risico
Of en hoe arteriële hypertensie behandeld moet worden, hangt af van de gemeten bloeddruk en ook van het algemene risico op hart- en vaatziekten. Andere ziekten zoals het metabool syndroom, verhoogde bloedlipiden (dyslipidemie) en diabetes mellitus kunnen het cardiovasculaire risico ook verhogen. Daarom wordt een categoriale indeling van het algehele cardiovasculaire risico aanbevolen. In Europa wordt hiervoor de tool van de European Society of Cardiology (ESC) of de PROCAM gezondheidstest aanbevolen, die rekening houdt met factoren zoals systolische bloeddruk, geslacht, rookgedrag, leeftijd en bloedlipidenwaarden. Deze kunnen worden gebruikt om patiënten in te delen in groepen op basis van het berekende risico. Volgens de aanbevelingen van de ESC wordt het cardiovasculaire risico bijvoorbeeld ingedeeld met behulp van het SCORE-systeem.
Algemene tabel met systolische en diastolische bloeddrukwaarden:
Benaming | systolisch in mmHg | diastolisch in mmHg |
---|---|---|
Optimaal | < 120 | < 80 |
Normaal | 120 - 129 | 80 - 84 |
Hoog normaal | 130 - 139 | 85 - 89 |
Hypertensie graad 1 | 140 - 159 | 90 - 99 |
Hypertensie graad 2 | 160 - 179 | 100 - 109 |
Graad 3 hypertensie | ≥180 | ≥ 110 |
Geïsoleerde systolische hypertensie | ≥140 | < 90 |
Bloeddrukwaarden van meer dan 180/110 mmHg (graad 3) met aanwijzingen voor acute orgaanschade worden door de ESC gedefinieerd als een hypertensieve noodsituatie. Dit vereist onmiddellijke medische behandeling.
Een toestand met bloeddrukwaarden van meer dan 180/110 mmHg zonder orgaanschade maar met bijkomende symptomen wordt ook wel een hypertensieve crisis genoemd.
De term hypertensieve ontsporing wordt ook veel gebruikt en beschrijft meestal hoge bloeddrukwaarden in de zin van een graad 3 zonder symptomen of orgaanschade.
De termen hypertensieve crisis of ontsporing zijn echter niet uniform gedefinieerd en worden ook verschillend gebruikt.