Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is humane fibrinogeen (1,5 g per injectieflacon). Fibclot bevat na reconstitutie met 100 ml water voor injecties 15 mg/ml humaan fibrinogeen.
De andere stoffen in dit middel zijn arginine hydrochloride, isoleucine, lysine hydrochloride, glycine, natriumcitraatdihydraat en het oplosmiddel (water voor injecties).
Hoe ziet Fibclot eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Dit geneesmiddel is een poeder vergezeld van oplosmiddel voor oplossing voor injecties in glazen injectieflacons en een overbrengsysteem.
De gereconstitueerde oplossing moet nagenoeg kleurloos, licht melkwit zijn (een parel-achtige glans hebben).
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Laboratoire français du Fractionnement et des Biotechnologies
3 Avenue des Tropiques,
ZA de Courtabœuf, 91940 Les Ulis,
Frankrijk
Tel : +33(0) 1 69 82 70 10
Fax : +33(0) 1 69 82 19 03
Fabrikant:
LFB BIOMEDICAMENTS 59 rue de Trévise,
59000 Lille,
Frankrijk
In het register ingeschreven onder
RVG 116873
Dit geneesmiddel is geregistreerd in lidstaten van de EEA onder de volgende namen:
Duitsland, Griekenland, Oostenrijk, Spanje, Verenigd Koninkrijk: FibCLOT Denemarken, Finland, Hongarije, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Zweden: Fibclot België: Fibclot 1,5 g, poudre et solvant pour solution injectable/pour perfusion
Italië: fibriclotte
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in september 2020.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Behandeling moet worden ingesteld en bewaakt door een arts die ervaring heeft met de behandeling van coagulatieaandoeningen.
Dosering
De dosering en de duur van de substitutietherapie hangen af van de ernst van de aandoening, de plaats en de omvang van de bloeding en de klinische toestand van de patiënt.
De (functionele) fibrinogeenspiegel dient te worden bepaald om de individuele dosis te berekenen. De hoeveelheid en de toedieningsfrequentie moeten op individuele basis worden bepaald door regelmatige meting van de plasmaspiegel van fibrinogeen en een continue monitoring van de klinische toestand van de patiënt en overige toegepaste vervangingstherapieën.
De normale plasma fibrinogeenspiegel ligt tussen 1,5-4,5 g/l. Bij congenitale hypo- of afibrinogenemie is de kritische fibrinogeenspiegel waaronder bloedingen kunnen optreden ca. 0,5-1,0 g/l.
In het geval van een grote chirurgische ingreep, is precieze monitoring van vervangingstherapie door middel van stollingstesten essentieel.
Behandeling van bloedingen en perioperatieve profylaxe bij patiënten met congenitale hypo- of afibrinogenemie en bekende bloedingsneiging
Om niet-chirurgische bloedingen te behandelen, wordt aangeraden om de fibrinogeenspiegel te verhogen tot 1 g/l en dit niveau te handhaven tot voldoende hemostase is bereikt, en om de spiegel boven de 0,5 g/l te houden tot de bloeding is gestopt.
Om excessieve bloeding tijdens chirurgische ingrepen te voorkomen, wordt aangeraden om de fibrinogeenspiegel te verhogen tot 1 g/l en deze fibrinogeenspiegel te handhaven tot voldoende hemostase is bereikt, en om de spiegel boven de 0,5 g/l te houden tot volledige wondgenezing.
Tijdens een chirurgische ingreep of bij behandeling van een niet-chirurgische bloeding, kan de dosis als volgt worden berekend:
Dosis (g) = [gewenste spiegel (g/l) – uitgangswaarde (g/l)] x 1/recovery ((g/l)/(g/kg) x lichaamsgewicht (kg)
De verhouding ‘1/recovery’ is gedefinieerd vanuit de patiënt-recovery* (zie rubriek 5.2), of als de recovery onbekend is:
- 0,053 (g/kg)/(g/l) voor kinderen en jongeren tot 18 jaar met <40 kg lichaamsgewicht
- 0,043 (g/kg)/(g/l) voor volwassenen en adolescenten met 40kg lichaamsgewicht. * Voorbeeld van de patiënt-recovery en berekening van de dosering
Voor een patiënt van 60 kg met een ondetecteerbare uitgangswaarde voor fibrinogeen en een toename in fibrinogeen tot 1,20 g/l 1 uur na infusie van 0,060 g per kg van FibCLOT:
- Berekening patiënt-recovery:
1,20 (g/l) / 0,060 (g/kg) = 20,0 (g/l)/(g/kg) - Dosisberekening voor een toename tot 1,0 g/l:
1,0 g/l x 1 / 20,0 (g/l)/(g/kg) [of 0,050 (g/kg)/(g/l)] x 60 kg = 3 g
In noodsituaties wanneer de uitgangswaarde van de fibrinogeenspiegel niet bekend is, is de aanbevolen begindosis 0,05 g per kg lichaamsgewicht, intraveneus toegediend aan volwassenen en adolescenten met 40 kg lichaamsgewicht, en 0,06 g/kg lichaamsgewicht bij pediatrische patiënten met een lichaamsgewicht <40 kg.
De verdere posologie (dosering en frequentie van injecties) dient te worden aangepast op basis van de klinische toestand van de patiënt en de laboratoriumuitslagen.
De biologische halfwaardetijd van fibrinogeen is 3-4 dagen. Als er geen verbruik is, is herhaalde behandeling met humaan fibrinogeen gewoonlijk dan ook niet nodig. Gezien de accumulatie die optreedt bij herhaalde toediening bij profylaxe, moeten de dosering en frequentie worden bepaald naargelang het therapeutische doel van de arts voor een bepaalde patiënt.
Pediatrische patiënten
De recovery en halfwaardetijd bij kinderen en jongeren tot 18 jaar met een lichaamsgewicht 40 kg is lager dan die voor volwassenen en adolescenten met een lichaamsgewicht 40 kg (zie rubriek 5.2 van de Samenvatting van de productkenmerken). Daarom zijn aangepaste recoveries nodig voor de berekening van de FibCLOT-dosis voor de respectieve gewichtsgroepen wanneer de individuele recovery van de patiënt onbekend is. Naar verwachting komt een lichaamsgewicht <40 kg overeen met een leeftijdspreiding van de geboorte tot 12 jaar. De dosering (doses en frequentie van injecties) moet aangepast worden op basis van de individuele klinische reactie.
Reconstitutie:
Volg de gebruikelijke richtlijnen voor aseptische procedures.
Laat indien nodig de twee injectieflacons (poeder en oplosmiddel) op kamertemperatuur komen.
Verwijder de beschermdop van de injectieflacon met het oplosmiddel en van de injectieflacon met het poeder. Desinfecteer het oppervlak van beide stoppen.
Verwijder de doorschijnende beschermhuls van het overbrengsysteem en steek met een draaiende beweging de vrijgekomen spike door het midden van de stop op de injectieflacon met het oplosmiddel.
Verwijder de tweede, grijze, beschermhuls aan het andere uiteinde van het overbrengsysteem.
Keer de injectieflacon met het oplosmiddel om en steek snel de vrijgekomen spike door het midden van de stop op de injectieflacon met het poeder, zodat het oplosmiddel in de injectieflacon met het poeder kan stromen.
Zorg dat de spike steeds ondergedompeld blijft in het oplosmiddel om te voorkomen dat het vacuüm voortijdig wordt opgeheven.
Richt tijdens het overbrengen de straal met het oplosmiddel over het gehele oppervlak van het poeder en langs de wand van de injectieflacon door een roterende horizontale beweging te maken. Controleer of alle oplosmiddel is overgebracht.
Als het overbrengen voltooid is, wordt het vacuüm automatisch opgeheven doordat er steriele lucht door het luchtfilter van het overbrengsysteem stroomt.
Verwijder de lege injectieflacon (oplosmiddel) en het overbrengsysteem.
Zwenk gedurende een paar minuten voorzichtig met een draaiende beweging om schuimvorming te voorkomen, totdat het poeder volledig is opgelost.
Het gereconstitueerde product moet vóór toediening visueel worden gecontroleerd op de afwezigheid van deeltjes. De gereconstitueerde oplossing moet nagenoeg kleurloos, licht melkwit zijn. De oplossing mag niet worden gebruikt als deze troebel is of deeltjes bevat.
Toediening:
Fibclot mag uitsluitend intraveneus als een enkele dosis, onmiddellijk na reconstitutie worden toegediend, met een snelheid van maximaal 4 ml/min.
Het wordt aangeraden om een infusieset met 15 µm filter te gebruiken.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen en moet worden toegediend via een afzonderlijke injectie/infuuslijn.