U krijgt deze oplossing toegediend als intraveneuze drip (infuus).
Dosering
De hoeveelheid geneesmiddel die u krijgt toegediend, is afhankelijk van uw behoefte aan vocht en zouten (elektrolyten) en is ook afhankelijk van uw leeftijd, uw gewicht en uw klinische toestand. De arts besluit welke dosis u zal worden toegediend.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Een overdosering kan tot een abnormaal hoog vocht-, natrium- en chloridegehalte (zout) leiden in uw bloed, en tot een hoge concentratie van zure stoffen in uw bloed (uw bloed verzuurt).
In het algemeen kan een teveel aan natrium in het lichaam leiden tot misselijkheid, braken, diarree, buikkrampen, dorst, verminderde speekselafscheiding en een afname van traanvocht, zweten, koorts, tachycardie, hoge bloeddruk, nierfalen, perifeer- en longoedeem, ademstilstand, hoofdpijn, duizeligheid, rusteloosheid, prikkelbaarheid, zwakte, spiercontracties en spierstijfheid, kokhalzen, coma en dood.
Teveel chloride in het lichaam kan leiden tot een verlies aan bicarbonaat, hetgeen een verzurend effect op uw bloed heeft.
In dat geval wordt uw infuus onmiddellijk beëindigd. Het elektrolytengehalte in uw bloed wordt voortdurend bewaakt. Uw arts besluit of u verder nog geneesmiddelen nodig heeft of dat er andere maatregelen moeten worden genomen om uw elektrolytengehalte, vochtbalans en zuur-base evenwicht te normaliseren.