Hartaanval patiënten moeten behandeld worden op de intensive care afdeling. De behandeling is erop gericht het verstopte bloedvat zo snel mogelijk weer te openen (reperfusietherapie). Als de normale bloedstroom zo snel mogelijk wordt hersteld, is de kans groot dat er weinig hartspierweefsel is afgestorven ("tijd is spier") en er minder acute en chronische complicaties zullen optreden.
Voor reperfusietherapie kunnen de volgende behandelingsmethoden worden gebruikt:
- Lysis therapie (trombolytische therapie):
Bij deze vorm van therapie wordt de bloedklonter (trombus) die het infarct heeft veroorzaakt, met medicijnen opgelost (lysis). Om dit te bereiken worden geneesmiddelen in de ader toegediend die ofwel de trombus rechtstreeks afbreken, ofwel de lichaamseigen afbraakenzymen (plasminogenen) activeren, die eveneens tot de ontbinding van de bloedklonter leiden. Kort na de hartaanval zijn de kansen het grootst om een aangetast kransslagader te heropenen. Deze behandeling kan al door de spoedarts worden uitgevoerd. Dit betekent dat het verstopte bloedvat in 50 procent van de gevallen binnen 90 minuten weer kan worden geopend.
Als de hartaanval enige tijd geleden heeft plaatsgevonden, wordt het openen van het bloedvat steeds moeilijker. Lysis kan maximaal 12 uur na een hartaanval worden uitgevoerd. Na deze 12 uur kan de bloedklonter niet meer goed worden opgelost, wat tot aanzienlijke bijwerkingen leidt.
De enzymen streptokinase en urokinase, alsook de genetisch gemanipuleerde activatoren alteplase, reteplase of tenecteplase kunnen voor lysis worden gebruikt. De lysismedicijnen veroorzaken een remming van de lichaamseigen bloedstolling in het lichaam, aangezien zij hun werking uitoefenen op het gehele lichaam en niet alleen op het hart. Ernstige bloedingen kunnen optreden als complicatie. Andere complicaties zijn de activering van voorheen niet herkende bronnen van bloedingen, zoals maagzweren, en vasculaire misvorming in de hersenen (aneurysma's). Een van de ernstigste bijwerkingen is een hersenbloeding, die in ongeveer één procent van de gevallen optreedt. Na trombolytische therapie krijgen patiënten vaak last van hartritmestoornissen, zodat zij nauwlettend in de gaten moeten worden gehouden.
Bij deze behandeling wordt onmiddellijk een hartkatheter ingebracht om het verstopte bloedvat met behulp van een ballon te verwijden (acute PTCA). In veel gevallen wordt tijdens deze behandeling een stent geïmplanteerd om te voorkomen dat het bloedvat opnieuw verstopt raakt.
Bij de meeste patiënten kan een acute PTCA het bloedvat weer openen. Het nadeel is echter dat PTCA niet onmiddellijk beschikbaar is voor alle patiënten, aangezien niet alle ziekenhuizen beschikken over hartkatheterisatiefaciliteiten. De therapie heeft alleen succes als ze binnen 90 minuten begint. Talrijke studies tonen aan dat acute PTCA bepaalde voordelen biedt ten opzichte van lysistherapie.
Indien de lysisbehandeling geen succes heeft en de patiënt nog steeds pijn lijdt en zijn toestand verslechtert, kan een hartkatheter worden overwogen om het bloedvat te openen (salvage PTCA).
Soms zijn de kransslagaders zo vernauwd dat een bypassoperatie nodig is om de hartaanval te verhelpen. Bij deze operatie wordt de vernauwing van het bloedvat overbrugd door een ader, die ofwel een slagader van de borstwand is of uit een ander deel van het lichaam wordt gehaald.
Basis therapie voor acuut myocard infarct omvat:
- Acetysalicylzuur: deze werkzame stof verhindert dat de bloedplaatjes aan elkaar kleven en voorkomt zo dat de bloedklonter zich uitbreidt. Als een hartaanval wordt vermoed, spuit de spoedarts al acetylsalicylzuur in om de prognose te verbeteren.
- Heparine: Heparine interfereert met het bloedstollingssysteem en gaat de uitbreiding van trombose tegen. Het kan ook worden toegediend door de spoedarts.
- Bètablokkers: Bètablokkers leiden tot een verlaging van de bloeddruk, alsook tot een vertraging van de hartslag en bijgevolg tot een ontlasting van het hart. Vroegtijdige toediening gaat levensbedreigende hartritmestoornissen (ventrikelfibrilleren) tegen en vermindert de omvang van het infarct.
- Nitraten: Zij verwijden de bloedvaten en leiden tot een vermindering van de zuurstofbehoefte van het hart. Ze verminderen ook de pijn, maar verbeteren de prognose niet.
- ACE-remmers: Deze geneesmiddelen verwijden de bloedvaten en verlagen de bloeddruk. Dit ontlast het hart en vermindert het risico op overlijden bij hartaanvalpatiënten. Daarom moet de therapie binnen 24 uur beginnen.
- Pijntherapie: Indien nodig kunnen pijnstillers en kalmerende middelen worden toegediend om de patiënt pijnvrij te maken.
- Zuurstof: Alle getroffen patiënten krijgen zuurstof toegediend via een neussonde, omdat dit de zuurstoftoevoer naar het hart bevordert.
Nazorg:
Nazorg is ook van groot belang voor de prognose van hartaanvallen. Patiënten moeten binnen de eerste dagen beginnen met fysiotherapie en ademhalingsoefeningen. Lichamelijke activiteit kan ook verdere vasculaire occlusie tegengaan.
Een paar weken later kan met cardiovasculaire training worden begonnen. Het gaat hierbij niet om wedstrijdsporten, maar om sporten als wandelen, licht joggen, fietsen en zwemmen. De behandelend arts is verantwoordelijk voor een individueel trainingsprogramma in samenwerking met de patiënt.
Factoren als hoge bloeddruk, hoog cholesterolgehalte, zwaarlijvigheid en diabetes verhogen het risico en moeten daarom regelmatig worden gecontroleerd. Een andere belangrijke factor is roken, waarmee onmiddellijk moet worden gestopt. Bovendien moeten regelmatig controles worden uitgevoerd (om de zes maanden tot jaarlijks).