Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is: natriumtetradecylsulfaat.
Voor de 0,2%:
Elke ml oplossing voor injectie bevat 2 mg natriumtetradecylsulfaat.
Elke 5 ml injectieflacon bevat 10 mg natriumtetradecylsulfaat.
Voor de 0,5%:
Elke ml oplossing voor injectie bevat 5 mg natriumtetradecylsulfaat.
Elke 2 ml ampul bevat 10 mg natriumtetradecylsulfaat.
Voor de 1%:
Elke ml oplossing voor injectie bevat 10 mg natriumtetradecylsulfaat.
Elke 2 ml ampul bevat 20 mg natriumtetradecylsulfaat.
Voor de 3%:
Elke ml oplossing voor injectie bevat 30 mg natriumtetradecylsulfaat.
Elke 2 ml ampul bevat 60 mg natriumtetradecylsulfaat.
Elke 5 ml injectieflacon bevat 150 mg natriumtetradecylsylfaat
De andere stoffen in dit middel zijn: benzylalcohol (20 mg/ml), dinatriumwaterstoffosfaat dodecahydraat, kaliumdiwaterstoffosfaat, water voor injecties, natriumhydroxide (om de zuurgraad (pH) aan te passen). Zie rubriek 2, ‘Fibrovein bevat natrium en kalium’
Hoe ziet Fibrovein eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Dit geneesmiddel wordt aangeboden als een oplossing voor injectie in doorzichtige glazen injectieflacons. De oplossing is doorzichtig en kleurloos.
Voor de 0,2%: verpakkingen van 2, 5 of 10 injectieflacons van 5 ml Voor de 0,5%: verpakking van 5 ampullen van 2 ml
Voor de 1%: verpakking van 5 ampullen van 2 ml
Voor de 3%: verpakkingen van 5 ampullen van 2 ml. Verpakkingen van 5 of 10 injectieflacons van 5 ml
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen :
STD Pharmaceutical (Ireland) Limited,
Block 1, Blanchardstown Corporate Park,
Ballycoolen Road, Blanchardstown,
Dublin 15,
D15 AKK1,
Ierland
Fabrikant
Medipha Sante
Les Fjords-Immeuble
Oslo 19 Avenue de
Norvege 91953
Courtaboeuf CEDEX
France
In het register ingeschreven onder:
Fibrovein 0,2%, oplossing voor injectie: RVG 119822
Fibrovein 0,5%, oplossing voor injectie: RVG 119829
Fibrovein 1%, oplossing voor injectie: RVG 119830
Fibrovein 3%, oplossing voor injectie: RVG 119831
Dit geneesmiddel is geregistreerd in lidstaten van de EEA onder de volgende namen:
Bulgarije, Tsjechië, Frankrijk, Nederland, Polen,
|
Fibrovein
|
Roemenië, Slovenië
|
|
Oostenrijk, Spanje
|
Veinfibro
|
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in augustus 2021
De volgende informatie is uitsluitend bedoeld voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Fibrovein 0,2%, oplossing voor injectie
Fibrovein 0,5%, oplossing voor injectie
Fibrovein 1%, oplossing voor injectie
Fibrovein 3%, oplossing voor injectie
Zie ook de samenvatting van productkenmerken (SmPC) voor meer informatie over dit product.
Dosering en toediening
Dosering
Fibrovein is uitsluitend voor intraveneus gebruik. De sterkte van de vereiste oplossing hangt af van van de grootte en de mate van varicose. Spider naevus mag uitsluitend behandeld worden met de 0,2% oplossing, reticulaire varices met de 0,5% oplossing, de 1% oplossing wordt het nuttigst geacht voor kleine tot middelgrote varices en de 3% oplossing voor grotere varices. De afmeting van niet- zichtbare varices moet met behulp van echografie gemeten worden.
De sclerosant moet intraveneus worden toegediend in kleine aliquots op verschillende plaatsen langs de te behandelen varix, hetzij als een vloeistof. Het doel is om optimale destructie van de vaatwand te
realiseren met de minimale concentratie van sclerosant die noodzakelijk is voor een klinisch resultaat. Indien de concentratie te hoog is, kunnen necrose of andere nadelige gevolgen optreden.
Volwassenen
Concentratie
|
Normaal volume
|
Maximum totaal
|
|
intraveneus geïnjecteerd op
|
volume te injecteren
|
|
geschikte
|
|
per sessie
|
|
|
toedieningsplaatsen per
|
|
|
|
sessie
|
|
|
|
|
Vloeistof
|
Schuim*
|
Vloeistof
|
Schuim*
|
|
|
|
|
|
Fibrovein 0,2 % & 0,5 %
|
0,1 tot 1,0 ml
|
n.v.t.
|
10 ml
|
n.v.t.
|
|
|
|
|
|
Fibrovein 1 %
|
0,1 tot 1,0 ml
|
0,5 tot 2,0 ml
|
10 ml
|
16 ml
|
Fibrovein 3 %
|
0,5 tot 2,0 ml
|
0,5 tot 2,0 ml
|
4 ml
|
16 ml
|
|
|
|
|
|
* volume is de som van de vloeistof- en luchtcomponenten
In het geval dat speciale voorzorgsmaatregelen geïndiceerd zijn, wordt het aanbevolen dat een testdosis van 0,25 tot 0,5 ml Fibrovein wordt gegeven, gevolgd door verschillende uren observatie van de patiënt, voordat een tweede of grotere dosis wordt toegediend.
Aangezien het te injecteren volume beperkt is per sessie, zijn doorgaans herhaalde sessies noodzakelijk (2 tot 4 gemiddeld). Om een mogelijke allergische reactie te voorkomen wordt het aanbevolen dat een kleine testdosis Fibrovein wordt gegeven aan het begin van elke sessie.
Fibrovein 1 % & 3 % oplossing voor injectie
Wanneer de sclerosant wordt toegediend als een schuim.
Fibrovein 1% en 3% kan geconverteerd worden in een schuim dat gebruikt kan worden voor de behandeling van grotere aders. Het schuim moet vlak voor gebruik worden voorbereid en dient toegediend te worden door een arts die voldoende opgeleid is in de correcte conversie en toediening van schuim. In het ideale geval moet het toegediend worden onder echografische controle.
Fibrovein 0,2 % oplossing voor injectie
Voor spider naevus moeten de kleinste naalden (30G) gebruikt worden om de injectie uit te voeren. De injectie moet langzaam gebeuren zodat de bloedinhoud van deze varices wordt uitgestoten. Bij de behandeling van spider naervus kan een air-block techniek gebruikt worden.
Oudere populatie
Er gelden geen specifieke dosisaanbevelingen.
Pediatrische populatie
De veiligheid en effectiviteit van Fibrovein bij kinderen en adolescenten werd niet vastgelegd. Er zijn geen data beschikbaar.
Wijze van toediening
Zie onderstaande instructies voor het voorbereiden van het schuim. De Tessari-methode voor de voorbereiding van het schuim wordt beschreven. Er kunnen andere technieken gebruikt worden, bijv. DSS, Easyfoam en Sterivein.
Er dienen strikte aseptische technieken gebruikt te worden tijdens het hanteren van Fibrovein. Fibrovein is een eenmalig te gebruiken parenteraal product. Het product dient direct na openen gebruikt te worden en al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal moet vernietigd worden. Visueel inspecteren op deeltjes voor gebruik. Gebruik geen oplossingen die deeltjes bevatten.
Wanneer de sclerosant wordt toegediend als een schuim, dient het in het ideale geval toegediend te worden onder echografische controle. Het dient toegediend te worden door een arts die voldoende opgeleid is in de correcte opwekking en toediening van schuim.
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel is niet te vergelijken met heparine.
Bij afwezigheid van compatibiliteitsstudies mag dit medisch product niet gemengd worden met andere geneesmiddelen.
Speciale waarschuwingen en speciale voorzorgen bij gebruik
Fibrovein mag uitsluitend worden toegediend door een gezondheidszorgprofessional die ervaring heeft met veneuze anatomie en de diagnose en behandeling van aandoeningen die het veneuze systeem aantasten, en die vertrouwd is met de correcte injectietechniek.
Reanimatieapparatuur dient onmiddellijk beschikbaar te zijn. Allergische reacties, waaronder anafylaxie, werden gemeld. Er dient rekening gehouden te worden met het risico op anafylactische reacties, en de arts moet voorbereid zijn op een adequate behandeling.
Ernstige negatieve lokale bijwerkingen, inclusief weefselnecrose, kunnen zich voordoen na extravasatie; daarom dient men bijzonder op te letten bij intraveneuze naaldplaatsing. Het gebruik van het minimale effectieve volume op elke injectielocatie is belangrijk. Het gebruik van Luer lock- spuiten en oogbescherming wordt aanbevolen tijdens het maken van het schuim. De aansluiting met de 3-wegs kraan kan mislukken onder druk waardoor de Luer slipspuiten ongecontroleerd product spuiten
Sclerosanten mogen nooit geïnjecteerd worden in een slagader aangezien dit uitgebreide weefselnecrose kan veroorzaken en een verlies van de ledematen tot gevolg kan hebben.
Men dient bijzonder op te letten bij het injecteren van de voet en enkelgewrichten, waar het risico bestaat dat men per ongeluk in een slagader injecteert.
Voorbereiding en hantering
Algemene richtlijnen:
De kwaliteit van het schuim hangt af van specifiekecriteria:
-
De productconcentratie: schuim kan uitsluitend gemaakt worden met concentraties van 1 tot 3% natriumtetradecylsulfaat.
-
De verhouding tussen vloeistof en lucht: doorgaans is deze verhouding 1 volume vloeistof op 3 volumes lucht.
-
Het aantal voorwaartse en achterwaartse passages: de arts moet exact het aantalbewegingen dat gedefinieerd is voor elke techniek volgen.
-
Macroscopische consistentie van het schuim: controleer eerst de kwaliteit van het schuim buiten de spuit alvorens het toe te dienen. Het schuim moet homogeen, zacht en samenhangend zijn, zonder zichtbare grote bellen. Wanneer grote bellen zichtbaar zijn moet men het schuim weggooien en nieuw schuim bereiden.
-
De totale duur van de bereiding van het schuim: de bereiding moet ongeveer 10 seconden vanaf de eerste tot de laatste achterwaartse en voorwaartse beweging in beslagnemen.
-
De maximale tijd tussen bereiding en injectie: het sclerosantschuim moet binnen zestig seconden na bereiding gebruikt worden. Na zestig seconden moet al het resterende schuim weggegooid worden. Indien nodig dient meer schuim bereid te worden.
Bereiding van het schuim (Tessari-techniek)
Er dienen strikte aseptische technieken gebruikt te worden tijdens het bereiden van het schuim.
Om het schuim te maken, wordt 1 ml vloeibaar sclerosant in een steriele spuit opgetrokken en wordt 3 ml of 4 ml steriele lucht in een andere steriele spuit opgetrokken. De lucht wordt door een 0,2 μm
filter getrokken om zeker te zijn dat de lucht steriel is. De spuiten worden vervolgens verbonden met een steriele driepuntskraan/ventiel (Fig. 1).
Het sclerosant/luchtmengsel wordt vervolgens circa minstens 20 keer heen en weer bewogen van de ene spuit in de andere via het driepuntsventiel, om een glad en samenhangend schuim te bereiden (Fig. 2&3).
De spuit met het schuim wordt vervolgens verwijderd en het schuim wordt onmiddellijk in de ader geïnjecteerd (Fig. 4).
Het sclerosantschuim moet binnen zestig seconden na bereiding gebruikt worden. Na zestig seconden moet al het resterende schuim weggegooid worden. Indien nodig dient meer schuim gemaakt te worden.
De kwaliteit van het schuim moet voor toediening gecontroleerd worden. Het moet een homogeen uiterlijk hebben zonder grote zichtbare bellen.
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat:
-
Minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per flacon/ampul, d.w.z. het is in essentie ‘natriumvrij’
-
Minder dan 1 mmol kalium (39 mg) per flacon/ampul, d.w.z. het is in essentie‘kaliumvrij’.