Dit medicijn is bedoeld om zelf toe te dienen via onderhuidse inspuiting. U of uw hulpverlener moet opgeleid worden om te weten hoe dit medicijn gegeven moet worden.
Dosering
De geadviseerde dosering van dit medicijn is 60 IE/kg lichaamsgewicht.
Gebruik bij kinderen
De geadviseerde dosering is dezelfde als bij volwassenen.
Overdosering
Er zijn geen gevallen van overdosering bekend.
Bereiding en wijze van toediening
Als uw arts beslist dat u zichzelf thuis kunt behandelen dan geeft uw arts u een duidelijke uitleg. U moet een dagboek bijhouden om elke thuisbehandeling die u heeft gehad op te schrijven. Deze moet u meenemen naar elk bezoek aan uw arts. De manier waarop u de injectie aan uzelf geeft of de manier waarop uw zorgverlener u de injectie geeft, wordt regelmatig gecontroleerd. Dit om zeker te weten dat het op een goede manier gebeurt.
Algemene instructies
-
Het oplossen van het poeder en het opzuigen van de oplossing uit de injectieflacon moet gebeuren in een omgeving die steriel is. Gebruik de spuit die bij het product geleverd wordt.
-
De bereide oplossing moet kleurloos en helder tot licht opaalachtig zijn. Na filtratie of opzuigen (zie hieronder) moet gekeken worden of het bereide product geen kleine deeltjes bevat of verkleurd is. Dit moet gebeuren voordat het medicijn wordt gegeven.
-
Gebruik geen oplossingen die troebel zijn of neerslag of deeltjes bevatten.
-
Alle niet-gebruikte resten van het product of afvalmateriaal moeten in overeenstemming met de plaatselijke regels en volgens de uitleg van uw arts worden vernietigd.
Bereiding
Breng het poeder en oplosmiddel van dit medicijn op kamertemperatuur zonder de injectieflacons te openen. U kunt dit doen door de injectieflacons ongeveer een uur bij kamertemperatuur te laten staan. Het is ook mogelijk om de injectieflacons een paar minuten in uw handen te houden. Zorg ervoor dat de injectieflacons NIET in aanraking komen met een directe warmtebron. De injectieflacons mogen niet warmer worden dan lichaamstemperatuur (37 °C).
Verwijder voorzichtig de doppen van de injectieflacon van het product en van de injectieflacon met het oplosmiddel. Maak de nu zichtbare rubberstoppen van de flacons schoon. Gebruik voor beide stoppen een apart doekje met alcohol en laat ze drogen. Het oplosmiddel kan nu in de injectieflacon met poeder worden gedaan. Doe dit met behulp van de toedieningsset (Mix2Vial). Volg de instructies hieronder.
1. Open de Mix2Vial-verpakking door de folie te verwijderen. Haal de Mix2Vial niet uit de blisterverpakking!
2. Plaats de injectieflacon met oplosmiddel op een vlakke, schone ondergrond en houd de injectieflacon goed vast. Houd de Mix2Vial samen met de blisterverpakking vast. Druk het uiteinde van de blauwe adapter recht naar beneden in de rubberstop van de
injectieflacon met het oplosmiddel.
3. Verwijder de blisterverpakking voorzichtig van de Mix2Vial-set door de rand vast te houden en recht omhoog te trekken. Zorg ervoor dat u alleen de blisterverpakking verwijdert en niet de Mix2Vial-set.
4. Plaats de injectieflacon van het product op een vlakke en stevige ondergrond. Draai de injectieflacon met oplosmiddel die is verbonden met de Mix2Vial-set om. Druk het uiteinde van de doorzichtige adapter recht naar beneden in de rubberstop van de
injectieflacon van het product. Het oplosmiddel stroomt vanzelf in de injectieflacon van het product.
5. Houd met 1 hand de injectieflacon van het product met de Mix2Vial-set vast. Houd met de andere hand de injectieflacon met oplosmiddel vast. Schroef de set voorzichtig in twee delen uit elkaar door tegen de klok in te schroeven.
Gooi de injectieflacon voor het oplosmiddel
-
weg samen met de blauwe Mix2Vial-adapter die er nog aan zit.
6. Draai de injectieflacon van het product, waar de doorzichtige adapter aan zit, voorzichtig rond. Doe dit totdat het product helemaal is opgelost. Niet schudden.
7. Gebruik een lege, steriele injectiespuit om lucht op te zuigen. Gebruik de spuit die bij het product geleverd wordt. Plaats de injectieflacon van het product rechtop en verbind de injectiespuit met de Luer Lock fitting van de Mix2Vial door met de klok mee te schroeven. Spuit lucht in de injectieflacon van het product.
Opzuigen en toediening
8. Draai het hele systeem om terwijl u de zuiger ingedrukt houdt. Zuig de inhoud van de injectieflacon op in de injectiespuit door zachtjes aan de zuiger te trekken.
9. Nu de oplossing in de injectiespuit zit, houdt u de injectiespuit goed vast (met de zuiger naar beneden gericht). Verwijder nu de doorzichtige Mix2Vial-adapter van de injectiespuit door tegen de klok in los te draaien.
Toediening
Zelftoediening (onderhuidse inspuiting)
Uw arts leert u hoe u dit medicijn veilig kunt toedienen. Zodra u dat geleerd heeft, moet u de uitleg hieronder volgen.
Tabel 2. Uitleg voor zelftoediening van dit medicijn
Stap 1: Leg het materiaal bij elkaar
Verzamel de spuit van dit medicijn, onderstaande spullen die 1 keer gebruikt worden en andere spullen (bak voor naalden of andere bak, dagboek of logboek om de behandelingen in op te schrijven):
-
hypodermale naald of infusieset voor onderhuids gebruik
-
steriele spuit (gebruik een spuit zonder silicone)
-
alcoholdoekjes
-
handschoenen (als uw arts dit heeft geadviseerd)
Stap 2: Maak het oppervlak schoon
Maak een tafel of een ander vlak oppervlak schoon met alcoholdoekjes.
Stap 3: Was uw handen
-
Was uw handen goed en droog ze.
-
Is u verteld om handschoenen te dragen bij de bereiding van het infuus? Doe deze dan aan.
Stap 4: Maak de injectieplaats klaar
-
Kies een plaats op de buik voor de injectie, behalve als uw arts u heeft verteld om een andere plaats te gebruiken (Figuur 1).
-
Neem een andere plaats dan bij de vorige injectie; u moet steeds een andere plaats van injectie kiezen totdat u alle plaatsen heeft gehad. Vervolgens begint u weer bij de plaats
|
waar u de eerste injectie heeft gezet.
|
Figuur 1
|
|
• Zorg ervoor dat er minimaal 5 centimeter afstand is tussen
|
|
|
|
een nieuwe plaats waar u een injectie zet en de vorige plaats
|
|
|
waar u een injectie heeft gezet.
|
|
|
• Zet de injectie nooit op plaatsen waar de huid jeukt,
|
|
|
gezwollen is, pijn doet, rood is of waar u een blauwe plek
|
|
|
heeft.
|
Figuur 2
|
|
• Geef uzelf geen injecties op plaatsen met littekens of
|
|
|
|
rekkingsstriemen.
|
|
|
• Maak de huid schoon op de plaats van injectie met een
|
|
|
alcoholdoekje en laat de huid drogen (Figuur 2).
|
|
Stap 5: Injectie in de buik
|
|
Zoals uitgelegd door uw arts:
|
|
• Zet een hypodermale naald of een infusieset (vleugelnaald) voor
|
|
onderhuids gebruik op de spuit, zoals uitgelegd door uw arts.
|
|
Vul de naald of de lijn zoals nodig en uitgelegd.
|
|
Injectie met hypodermale naald:
|
Figuur 3
|
• Steek de naald in de huidplooi (Figuur 3).
|
|
|
Injectie via een infusieset voor onderhuids gebruik:
|
|
• Steek de naald in de huidplooi (Figuur 4).
|
|
|
Figuur 4
|
|
|
Stap 6: Ruim op
|
|
• Na injectie van alle vloeistof van dit medicijn verwijdert u de
|
|
naald.
|
|
• Al het ongebruikte medicijn of afvalmateriaal dient in
|
|
overeenstemming met lokale voorschriften te worden
|
|
vernietigd.
|
|
Stap 7: Schrijf de behandeling op
|
|
• Schrijf het lotnummer op het etiket van de flacon van dit
|
|
medicijn in uw dagboek of logboek. Schrijf de datum en het
|
|
uur van infusie erbij. Doe dit elke keer als u dit medicijn
|
|
gebruikt.
|
|
|
|
4. Mogelijke bijwerkingen
|
|
Zoals elk medicijn kan ook dit medicijn bijwerkingen hebben. Niet iedereen krijgt daarmee te maken.
Neem direct contact op met uw arts
-
als u een bijwerking krijgt, of
-
als u bijwerkingen heeft die niet in deze bijsluiter staat.
Dit medicijn veroorzaakt zelden bijwerkingen.
Zeer vaak (komen voor bij meer dan 1 op de 10 patiënten):
-
Reacties op de plaats van injectie (blauwe plek, koud gevoel, vochtverlies, rode huid (erytheem), blauwe plek (hematoom), bloeding, weefsel onder de huid wordt hard (induratie), uw lichaam houdt te veel vocht vast (oedeem), pijn, jeuk, huiduitslag, litteken, zwelling, netelroos, warmte).
-
Ontsteking van de neuskeelholte (loopneus of verstopte neus, niezen, tranende ogen).
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op 10 patiënten):
-
Overgevoeligheids- of allergische reacties (zoals overgevoeligheid, jeuk, huiduitslag en netelroos)
-
Duizelig zijn
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook melden via Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb, www.lareb.nl. Door bijwerkingen te melden, helpt u ons om meer informatie te krijgen over de veiligheid van dit medicijn.