Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
- U bent allergisch voor naproxen of naproxennatrium of één van de hulpstoffen die in dit geneesmiddel zitten. Deze stoffen kunt u vinden onder rubriek 6.
- Personen met een maag- en/of darmzweer of een maagdarmbloeding of die deze in het verleden hebben gehad.
- Personen die een hersenbloeding hebben gehad.
- Personen bij wie acetylsalicylzuur of andere prostaglandine synthetase remmers een astma-aanval, loopneus (allergische ontsteking van het neusslijmvlies) of huiduitslag hebben uitgelokt.
- Ernstig hartfalen.
- Ernstige nierziekte.
- Derde trimester van de zwangerschap.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel inneemt.
Bij maag-, lever-, hart- en nierpatiënten is het raadzaam naproxen alleen onder strikte controle van de behandelend arts te gebruiken.
Bij astmapatiënten of patiënten die allergisch reageren op naproxen kunnen astma-aanvallen of ernstige allergische reacties (zgn. anafylactoïde reacties) voorkomen.
Naproxen heeft een bloedverdunnend effect. Patiënten die bloedverdunners gebruiken, dienen aan de trombosedienst te melden dat zij ook naproxen slikken.
Aangezien bij bejaarden na inname van naproxen de concentratie van naproxen in het bloed hoger is dan bij jongere mensen kan door de arts de dagelijkse dosis worden verlaagd.
Vooral patiënten op hoge leeftijd en verzwakte personen moeten zeer voorzichtig zijn met het gebruik van naproxen, aangezien hun weerstand tegen maag-darmzweren en -bloedingen relatief klein is.
De toepassing van naproxen bij patiënten jonger dan 6 jaar wordt afgeraden.
Daar naproxen ontstekingsremmend, pijnstillend en koortsverlagend werkt, kunnen bepaalde verschijnselen van infecties onopgemerkt blijven.
Geneesmiddelen zoals Naproxen Actavis EC kunnen in verband worden gebracht met een klein verhoogd risico op een hartaanval (“hartinfarct”) of beroerte. Het risico neemt toe naarmate de ingenomen dosis hoger is en het geneesmiddel langer gebruikt wordt. Neem niet meer in dan de voorgeschreven dosis en gebruik het geneesmiddel niet langer dan de voorgeschreven behandeling.
Wanneer u hartproblemen hebt, een beroerte gehad hebt, of wanneer u denkt dat u hiervoor tot een risicogroep behoort (bijvoorbeeld wanneer u een hoge bloeddruk, diabetes, hoge cholesterolspiegel heeft of wanneer u rookt) dan moet u dit bespreken met uw arts of apotheker, voordat u dit geneesmiddel inneemt.
Als u in het verleden een maagaandoening heeft gehad, mag u naproxen alleen op voorschrift van een arts gebruiken.
Er kunnen zich op elk moment gedurende de behandeling van NSAID’s maagdarmzweren of bloedingen voordoen, welke fataal kunnen zijn, zonder voorafgaande klachten.
Indien zich maagdarmzweren of bloedingen voordoen, dient u onmiddellijk te stoppen met het gebruik van dit geneesmiddel en uw arts te raadplegen. Het risico hierop is groter bij hogere doseringen, bij eerdere maagdarmklachten, bij combinatie met andere geneesmiddelen die zweren kunnen veroorzaken of de bloedingsneiging kunnen verhogen, zoals antistollingsmiddelen, corticosteroïden ingenomen via de mond en SSRI’s en bij ouderen. Zie ook onder “Gebruikt u nog andere geneesmiddelen”. De arts kan u eventueel een ander medicijn in combinatie met naproxen voorschrijven ter bescherming tegen maagdarmklachten.
Vooral ouderen hebben vaker last van bijwerkingen en dienen ieder ongebruikelijke maagdarmklacht (met name bloeding) te melden, zeker aan het begin van de behandeling.
Ernstige huidreacties door NSAID’s, welke soms fataal kunnen zijn, zijn zeer zelden gemeld. Deze betreffen ondermeer Stevens-Johnson syndroom en toxische epidermale necrolyse (TEN) en lijken meestal op te treden in het begin van de behandeling. Bij de eerste klachten dient het gebruik van naproxen direct gestopt te worden en moet een arts geraadpleegd worden. Zie de rubriek 4. Mogelijke bijwerkingen.
Langdurig gebruik van naproxen kan leiden tot hoofdpijn. In zulke gevallen dient u contact op te nemen met uw arts, want stopzetting van het geneesmiddel kan nodig zijn.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Naproxen Actavis EC nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of apotheker.
Een wisselwerking wil zeggen dat geneesmiddelen bij gelijktijdig gebruik elkaars werking en/of bijwerking kunnen beïnvloeden.
Een wisselwerking kan optreden bij gelijktijdig gebruik van naproxen met:
- fenytoïne (middel tegen o.a. epilepsie)
- bloedverdunners
- sulfonamiden (bepaald type antibioticum)
- andere ontstekingsremmende middelen
- plasmiddelen (furosemide)
- bloeddrukverlagers (bèta-blokkers, ACE-remmers)
- bepaalde orale bloedsuikerverlagende middelen (sulfonylureumderivaten)
- middelen die de afgifte van maagzuur remmen of maagzuur neutraliseren.
- methotrexaat (middel dat zowel bij psoriasis, reuma als bepaalde tumoren kan worden toegepast)
- probenecide (jichtmiddel)
- ciclosporine (middel dat gebruikt wordt bij o.a. reuma en na transplantatie)
- lithium (antidepressivum).
- corticosteroïden (ontstekingsremmend middel).
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Zwangerschap
Tijdens het eerste en tweede trimester van de zwangerschap moet naproxen niet worden gebruikt, tenzij dit duidelijk noodzakelijk is. Als naproxen wordt gebruikt bij een vrouw die probeert zwanger te worden, of tijdens het eerste of tweede trimester van de zwangerschap, dan dient de dosering zo laag mogelijk gehouden te worden en de behandeling dient zo kort mogelijk te duren.
Naproxen mag niet worden gebruikt tijdens het laatste trimester van de zwangerschap.
Borstvoeding
Naproxen komt in de moedermelk terecht. Daarom mag naproxen niet worden gebruikt tijdens de periode van borstvoeding.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Aangezien naproxen in sommige gevallen slaperigheid en duizeligheid kan veroorzaken, kan het vermogen om actief aan het verkeer deel te nemen of machines te bedienen afnemen.