De dosering wordt door de arts voor iedere patiënt afzonderlijk vastgesteld; in sommige gevallen kan deze dosering afwijken van de aanbevolen dosering. De hieronder weergegeven aanbevolen doses gel- den als leidraad voor volwassenen met een lichaamsgewicht van ongeveer 70 kg. Het wordt aanbevo- len de toediening voort te zetten tot minstens 24 uur nadat de laatste verschijnselen van een hartrit- mestoornis zijn verdwenen. Lidocaïne concentraat voor oplossing voor intraveneuze infusie dient nooit onverdund toegediend te worden.
Raadpleeg in geval van twijfel altijd uw arts.
Volwassenen
Intraveneuze injectie (injectie in een ader)
Na injectie van een lidocaïne hydrochloride injectievloeistof kan worden overgegaan op een continu infuus met Lidocaïne HCl CF 100 mg/ml (zie hieronder).
Continu infuus
Lidocaïne HCl CF 100 mg/ml kan worden bijgespoten bij een infuus van fysiologisch zout. Gewoon- lijk wordt 1000 mg lidocaïne hydrochloride toegevoegd aan 500 ml infusievloeistof (fysiologisch zout) waardoor een 0,2% oplossing wordt verkregen. Deze oplossing wordt met een snelheid van 2 - 4 mg lidocaïne hydrochloride per minuut aan de patiënt (70 kg) toegediend. Indien de dosering ver- hoogd moet worden tijdens intraveneuze infusie dient een langzame intraveneuze injectie van 0,5 mg/kg lidocaïne hydrochloride injectievloeistof vooraf te gaan aan het verhogen van de infusiesnel- heid. Dit om de hoeveelheid lidocaïne in het bloed op het gewenste niveau te krijgen. De maximale dosering van 200 - 300 mg per uur dient niet overschreden te worden.
Patiënten met gestoorde nierfunctie
Aangeraden wordt een lagere dosis te gebruiken.
Patiënten met gestoorde leverfunctie
Aangeraden wordt een lagere dosis te gebruiken.
Oudere patiënten
Aangeraden wordt een lagere dosis te gebruiken.
Patiënten met een verminderde hartfunctie
Aangeraden wordt te beginnen met een lagere dosis.
Kinderen
Intraveneuze infusie van 10 - 50 µg/kg/minuut kan gegeven worden.
Als u merkt of denkt dat lidocaïne te sterk werkt, of juist te weinig, raadpleeg dan uw arts of apothe- ker.
Wat u moet doen wanneer u te veel lidocaïne heeft ingenomen:
Wanneer u te veel lidocaïne toegediend heeft gekregen, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts of apotheker. Laat uw arts of apotheker altijd de verpakking of patiëntenbijsluiter zien, die zal u dan op de juiste manier behandelen.
Overdosering met lidocaïne kan zich uiten in een voorbijgaande prikkeling van de zenuwen met als verschijnselen: gapen, rusteloosheid, duizeligheid, misselijkheid, braken, spraakstoornis, coördinatie- stoornissen van de spieren, gehoor- en zichtstoornissen.
Bij matige overdosering kunnen tevens spiertrekkingen en toevallen of stuipen (convulsies) ontstaan. Dit kan worden gevolgd door bewustzijnsdaling, verminderde ademhaling (ademhalingsdepressie) en diepe bewusteloosheid (coma).
Behandeling van overdosering bestaat uit het bestrijden van de symptomen die optreden. Zo dient bij- voorbeeld bij een verminderde ademhaling (ademhalingsdepressie) beademd te worden.
Wat u moet doen wanneer is vergeten lidocaïne toe te dienen:
Dien nooit een dubbele dosis van lidocaïne toe om zo de vergeten dosis in te halen.
Effecten die u kunt verwachten wanneer de behandeling met lidocaïne wordt gestopt:
Uw arts heeft aangegeven hoe lang lidocaïne toegediend moet worden. Stop de behandeling niet voor- tijdig zonder met uw arts te overleggen.