Atriale fibrillatie uitgelegd:
Om bloed door het lichaam te pompen, slaat ons menselijk hart ongeveer 60 tot 100 keer per minuut. Tijdens dit proces trekt het hart herhaaldelijk samen (d.w.z. samentrekken). Deze samentrekkingen worden aangedreven door wat men een excitatielood noemt, dat zijn speciale hartcellen. De cellen zenden elektrische signalen naar de menselijke hartkamers in een specifieke volgorde, waardoor een regelmatig interval ontstaat. Het is juist deze opeenvolging van excitatiegeleiding die verstoord is bij boezemfibrilleren, omdat de elektrische signalen niet goed kunnen worden doorgegeven, maar slechts in de boezems blijven hangen. Door deze onvolledige samentrekking kunnen de hartkamers het bloed niet effectief verder pompen. Daardoor daalt de hoeveelheid bloed die per hartslag naar de afzonderlijke bloedvaten wordt vervoerd met gemiddeld 15%.
Deze hartritmestoornis is niet direct levensbedreigend, maar als zij niet wordt behandeld, kan zij leiden tot ernstige gevolgen zoals beroertes of hartfalen. Mogelijke oorzaken zijn hoge bloeddruk, leeftijd, coronaire hartziekte, diabetes of hyperthyreoïdie. In sommige gevallen kan atriumfibrilleren zelfs zonder onmiddellijk aanwijsbare reden optreden bij patiënten met een gezond hart. Overmatig alcoholgebruik zou ook een verband kunnen hebben met de oorzaak van de hartritmestoornis. Deze correlatie is nu onderzocht in de studie die in januari 2021 is gepubliceerd.
Opzet en methoden van de studie:
De studie, gepubliceerd in het European Heart Journal, omvatte vijf cohorten van 107.845 mensen uit Denemarken, Finland, Italië, Noorwegen en Zweden. Bij het begin werden de deelnemers tussen 1982 en 2010 medisch gescreend, waarbij informatie werd verstrekt over hun medische geschiedenis, levensstijl (waaronder alcohol- en tabaksgebruik), werk en opleidingsniveau. Ongeveer 93% van de deelnemers had geen hartritmestoornissen bij aanvang en de gemiddelde leeftijd was 48 jaar, waarvan 48,3% man was.
Evaluatie van risicofactoren aan de hand van het MORGAM-project:
Informatie over risicofactoren was beschikbaar vanaf de basislijnbezoeken, bij de aanvang van het onderzoek. Ter plaatse werden onder meer gegevens gemeten over de body mass index (BMI), hypertensie, diabetes, antihypertensiva en de voorgeschiedenis van een myocardinfarct. De resultaten werden gecentraliseerd en geanalyseerd door het zogenaamde MORGAM-project. Dit project is een door de EU-Commissie gefinancierd multinationaal onderzoek in samenwerkingsverband naar het verband tussen de ontwikkeling van hart- en vaatziekten, de klassieke en genetische risicofactoren en biomarkers (d.w.z. meetbare parameters van biologische processen).
De gemiddelde alcoholconsumptie werd gemeten in gram per dag en ingedeeld volgens de alcoholconsumptiecategorieën van de WHO. Om de hoeveelheid alcohol te berekenen, werd ervan uitgegaan dat 120 ml wijn, 330 ml bier of 40 ml gedistilleerde drank ongeveer 12 gram ethanol bevatten.
Verhoogde resultaten bij alcoholgebruik:
Van alle deelnemers aan de studie ontwikkelden 5854 atriumfibrillatie gedurende de 14-jarige observatieperiode. Voor alle soorten alcoholische dranken en voor zowel mannen als vrouwen waren de associaties tussen alcoholconsumptie en het risico van atriumfibrilleren vergelijkbaar. Het risico op de hartritmestoornis was met 16% verhoogd bij mensen die slechts één alcoholische drank per dag gebruikten in vergelijking met degenen die zich van alcohol onthielden. De onderzoekers concludeerden dan ook dat een verhoogd risico in verband kan worden gebracht met een toenemend alcoholverbruik. Tot twee glazen alcohol per dag leidde tot een verhoging van het risico met 28%, terwijl meer dan vier glazen alcohol een verhoging met maar liefst 47% inhielden. Er werd een verband aangetoond vanaf een gemiddeld alcoholverbruik van 3 g per dag. Voor het risico van chronisch hartfalen werd echter geëvalueerd dat hier een dagelijkse consumptie van 20 g per dag, of 1,6 drankjes, de laagste waarden liet zien. Mensen die minder of meer alcohol dronken, hadden echter meer kans om chronisch hartfalen te ontwikkelen.
Er werd geen statistisch significant verband gevonden bij voormalige drinkers, gelegenheidsdrinkers of mensen die tot één drankje per dag dronken. Drinkpatronen vertoonden ook geen significantie.
Beperking van deze studie:
Een van de beperkingen van de studie is dat de deelnemers het soort en de hoeveelheid alcohol die zij dronken hebben gerapporteerd, wat tot een vertekende rapportage kan leiden.
Bovendien liet de beschikbare informatie de onderzoekers niet toe de effecten van binge drinken te onderzoeken. Omdat atriumfibrilleren ook asymptomatisch kan optreden, is het mogelijk dat sommige episoden niet zijn gemeld.
Opmerking: Omdat de studie observationeel was, kan zij alleen een verband aantonen tussen alcoholconsumptie en atriumfibrilleren en niet dat alcohol atriumfibrilleren veroorzaakt.
De resultaten van deze studie waren echter consistent met eerdere studies, aangezien twee drankjes per dag in verband werd gebracht met een significant verhoogd risico op atriumfibrillatie in een in 2008 gepubliceerde studie over de gezondheid van vrouwen. Een metastudie die in 2014 werd gepubliceerd in het Journal oft he American College of Cardiology vond ook een toename van het risico met 8% per dagelijks drankje.
Conclusie:
In tegenstelling tot andere hart- en vaatziekten werd zelfs een lage alcoholinname van 1,2 drankjes per dag in verband gebracht met een verhoogd risico op atriumfibrilleren. Gezien de bevindingen van recente studies dat zelfs een laag alcoholverbruik een risico inhoudt, suggereert de studie dat er in dit verband een verband kan bestaan.