Vitamine D
Vitaminen zijn essentiële organische stoffen voor het menselijk lichaam, die uitwendig moeten worden ingenomen, omdat zij in het lichaam zelf niet voldoende kunnen worden gesynthetiseerd. Volgens de huidige stand van de kennis kan de mens ongeveer 80-90 % van de vitamine D die hij nodig heeft, produceren door voldoende blootstelling aan zonlicht. De resterende 10-20 % wordt via de voeding opgenomen. In het lichaam wordt vitamine D omgezet in calcitriol, een steroïdhormoon, en daarom wordt het ook wel een prohormoon genoemd, d.w.z. een voorloper van hormonen.
Essentiële functies van vitamine D zijn de vorming en rijping van botstamcellen, alsmede de regulering van het calciumgehalte. Het geabsorbeerde calcium kan dan samen met fosfaat in de botten worden opgenomen, waardoor deze verharden.
Vitamine D zou nog andere functies hebben, waarvan sommige momenteel niet duidelijk wetenschappelijk zijn bewezen. Deze omvatten:
- Lager risico op vaatziekten en rachitis.
- Sterkere spieren en immuunsysteem of hulp bij immuunreacties
- Positief effect op hart- en vaatziekten, hersenneuronen, menselijke psyche en kanker.
Daarnaast hebben verschillende studies aangetoond dat een lage vitamine D-bloedspiegel (d.w.z. 25-hydroxyvitamine D-bloedspiegel, d.w.z. de opslagvorm van vitamine D3) een mogelijke correlatie vertoont met een verhoogd risico op diabetes mellitus type 2. Een dergelijke correlatie lijkt op zijn minst begrijpelijk, aangezien bij een laag vitamine D-bloedgehalte de betacellen van de pancreas beperkt functioneren. Deze cellen produceren insuline - als zij het laten afweten, kan een insulinetekort ontstaan, dat een oorzaak is voor het ontstaan van bepaalde vormen van diabetes mellitus. In dit verband toont een studie uit 2011 een verbetering van de functie van bètacellen met 40 % aan - met vitamine D-suppletie. Aangezien een direct oorzakelijk verband nog niet is bewezen, hebben onderzoekers nu het mogelijke directe verband tussen vitamine D-suppletie en het risico van type 2-diabetes bij volwassen mensen geanalyseerd.
24 maanden vitamine D3
De klinische studie, die in 2019 is gepubliceerd in het New England Journal of Medicine, analyseerde de werkzaamheid en veiligheid van vitamine D3 die oraal wordt toegediend in het kader van de preventie van diabetes mellitus type 2, waarbij calciol (d.w.z. vitamine D3) in een dosis van 4000 IE per dag werd ingenomen door deelnemers met een verhoogd risico op diabetes mellitus type 2 in de dubbelblinde, gerandomiseerde, placebogecontroleerde studie. Volgens de onderzoekers was de fabrikant van de vitamine D3-supplementen onafhankelijk - en alle aspecten van de klinische proef werden naar verluidt niet gesponsord door geneesmiddelenbedrijven.
Volwassen mensen die voldeden aan ten minste twee van de drie criteria voor prediabetes, maar niet aan die voor diabetes, werden in de studie opgenomen. Glykemische criteria waren:
- nuchter plasmaglucosegehalte (100 - 125 mg /dl) - d.w.z. na 8 - 12 uur zonder voedselinname, of NPG.
- Plasmaglucosegehalte (140 - 199 mg/dl) - d.w.z. 2 uur na orale inname van een geconcentreerde glucoseoplossing, in een korte OGTT.
- Glycosyleerd hemoglobinegehalte (5,7 - 6,4 %) - d.w.z. dat het laat zien hoe hoog de bloedglucose in de afgelopen 8 - 12 weken was, afgekort HbA1C.
Andere inclusiecriteria waren een leeftijd van ten minste 30 jaar en een bepaalde BMI-waarde.
De deelnemers aan de studie werden gerandomiseerd om dagelijks 4000 IE vitamine D3 of een placebo te krijgen. Het primaire eindpunt was het optreden van diabetes, met een bovengrens van 508 gevallen van diabetes.
Ontnuchterende resultaten
De 2423 deelnemers werden willekeurig verdeeld in twee groepen - vitamine D-groep: 1211 en placebogroep: 1212. De interventieperiode duurde 2 jaar, en het gemiddelde vitamine D-serumniveau na 24 maanden was 54,3 ng/ml in de vitamine D-groep en 28,8 ng/ml in de placebogroep. Ter vergelijking: de uitgangswaarde bedroeg 27,7 ng/ml in de vitamine D-groep en 28,8 ng/ml in de placebogroep. Na een follow-up periode van 2,5 jaar werd bij 293 deelnemers aan de studie diabetes vastgesteld, terwijl de placebogroep 323 gevallen registreerde. Volgens de onderzoekers vertoonde de vitamine D-groep dus een mogelijk 12% lager risico op diabetes. De bijwerkingen verschilden niet tussen de twee groepen.
Conclusie
Ondanks de begrijpelijke biologische plausibiliteit van de hypothese dat vitamine D-suppletie in hoge dagelijkse doses geassocieerd is met een lager risico op diabetes, toonde de klinische proef geen significante risicovermindering (vergeleken met placebo) aan bij dagelijkse toediening van 4000 IE vitamine D. Desondanks blijven wetenschappers onderzoek doen om een duidelijk verband te vinden tussen vitamine D en risicopreventie bij diabetes mellitus type 2 - in theorie lijkt deze belangrijke kwestie in ieder geval begrijpelijk.