Bij de behandeling van een genitale wratziekte is het van belang dat niet alleen de patiënt zelf, maar ook zijn/haar seksuele partner(s) behandeld worden, anders is de kans groot dat er opnieuw een infectie optreedt en er dus genitale wratten kunnen ontstaan.
Welke therapie wordt toegepast, hangt vooral af van factoren zoals de grootte en de plaats van de genitale wratten en de toestand van het immuunsysteem. In principe kunnen twee soorten therapie worden onderscheiden
- Oorzakelijke therapie: bestrijding van de oorzaak (humaan papillomavirus) en vervolgens verwijdering van de wratten.
- Symptomatische therapie: verwijdering van de genitale wratten
Tegenwoordig bestaat er geen behandeling die een succesvolle therapie garandeert - het is daarom raadzaam verschillende behandelingsmethoden in combinatie te gebruiken.
Causale therapie
Gedurende een aantal weken wordt driemaal per week een zalf met het actieve bestanddeel imiquimod aangebracht op de door genitale wratten aangetaste gebieden. Imiquimod stimuleert het immuunsysteem en bevordert zo de lichaamseigen afweer tegen HPV. Bij ongeveer 50% van de patiënten leidt de behandeling ertoe dat de genitale wratten achteruitgaan en volledig verdwijnen - bij vrouwen heeft deze behandelingswijze een nog grotere kans op succes. Binnen zes maanden na het einde van de behandeling heeft ongeveer 20 tot 70% van de behandelde personen opnieuw genitale wratten (recidief). Chirurgische verwijdering van de wratten vóór het begin van de behandeling kan echter de kans op succes van de therapie vergroten. Tijdens de behandeling met imiquimod kunnen roodheid van de huid en een branderig gevoel op de aangedane plekken optreden.
Behandeling met interferon wordt toegepast nadat de wratten operatief zijn verwijderd. Dit zijn antivirale boodschappers van het immuunsysteem die het lichaam helpen bij de bestrijding van HPV-virussen. Deze interferonen worden in de vorm van een gel vijf keer per dag gedurende ongeveer vier weken op de aangetaste gebieden aangebracht. Dit vermindert het risico dat genitale wratten terugkomen.
Behandeling met imiquimod en interferonen is verboden tijdens de zwangerschap. Behandeling met deze stoffen mag ook niet worden gegeven voor genitale wratten in de vagina of het rectum.
Symptomatische therapie
Podofyllotoxine: Het deppen van genitale wratten met een zalf die podofyllotoxine bevat, leidt tot cauterisatie van de wratten, waardoor ze meestal verdwijnen. De behandeling wordt door de patiënt zelf uitgevoerd in een cyclus die vier keer wordt herhaald. In elke cyclus wordt podofyllotoxine gedurende drie dagen tweemaal per dag op de aangetaste gebieden aangebracht, gevolgd door een therapieonderbreking van vier dagen. De behandeling kan huidirritatie en pijn veroorzaken. Aangezien podofyllotoxine een teratogeen (vruchtbaarheidsschadelijk) effect heeft, moeten vrouwen in de vruchtbare leeftijd ervoor zorgen dat zij een effectieve methode van anticonceptie gebruiken.
Trichloorazijnzuur: de therapie wordt een- tot tweemaal per week uitgevoerd door de arts, die het zuur rechtstreeks op de genitale wratten aanbrengt. Hierdoor worden de genitale wratten dichtgeschroeid, wat tijdens de behandeling en gedurende korte tijd daarna kan leiden tot pijn en een sterk branderig gevoel op de aangetaste delen van de huid.
Cryotherapie: bij cryotherapie bevriest de arts de genitale wratten wekelijks met vloeibare stikstof (temperatuur - 196°C), waardoor ze vernietigd worden. Het recidiefpercentage is niet bekend, maar de behandeling helpt tot 75% van de patiënten, althans tijdelijk.
Fotodynamische therapie: 5-aminolevulinezuur (5-ALA) wordt op de aangetaste zones aangebracht en vervolgens bestraald met licht van een specifieke golflengte. De werking berust op het feit dat 5-ALA vooral doordringt in de pathologisch veranderde huid van de genitale wratten, waar het door de bestraling wordt omgezet in een reactieve stof, waardoor de wratten worden beschadigd en afsterven.
Chirurgische ingrepen: Hierbij worden genitale wratten onder plaatselijke verdoving verwijderd met een scalpel, laser of elektrocoagulatie. Bij ongeveer driekwart van de patiënten komen de wratten later echter terug. Ook het ontstaan van littekens is mogelijk.