Basis
"Burnout" is een Engelse term en betekent opgebrand, volledig uitgeput. Er bestaat nog steeds geen duidelijke definitie van burn-out, waardoor het exacte aantal getroffen mensen nog steeds onduidelijk is.
De term werd in de jaren zeventig bedacht door de Amerikaanse psycholoog Herbert Freudenberger. Burn-out werd voor het eerst beschreven in sociale beroepen (geneeskundige en verzorgende beroepen, vrijwilligerswerk). Het idealisme van de meeste mensen in deze beroepsgroep en het voortdurend werken op de emotionele en fysieke limiet met een laag niveau van erkenning kunnen leiden tot een burn-out.
Tegenwoordig wordt het burn-out syndroom omschreven als volledige fysieke, mentale en emotionele uitputting. Daarnaast is er sprake van rusteloosheid, spanning, gebrek aan motivatie, prestatiedaling en psychosomatische klachten.
In de meeste gevallen volgen deze symptomen op een sterke frustratie, waarvan de oorzaak vaak in het werk ligt. Redenen hiervoor zijn buitensporige eisen, gebrek aan erkenning (lof, promotiekansen, salarisverhoging) of bureaucratische hindernissen die het moeilijk maken persoonlijke doelen te bereiken.
Het kan ook frustrerend zijn om een levensdoel niet te bereiken of om het te bereiken zonder de verwachte voldoening te voelen.
Tegenwoordig is men het er algemeen over eens dat burnout alle beroepsgroepen kan treffen en ook ouderen of werklozen. Burn-out hoeft niet noodzakelijk te worden voorafgegaan door "burn" in de zin van buitensporige inzet; het kan ook worden uitgelokt door mobbing.
Fasen
Onderzoekers verdelen burn-out in verschillende (meestal opeenvolgende) fasen. Het volgende model verwijst naar de deskundige Prof. Martin Burisch (Universiteit van Hamburg).
Fase 1: Overspannenheid, te veel verplichtingen
Idealistische, overmatige toewijding veroorzaakt "brandende" mensen om zich in een onderneming te storten. In dit stadium kan een burn-out slechts zeer zelden worden voorspeld. Zodra de verhoopte erkenning (beloning, professionele vooruitgang) over een langere tijdspanne achterblijft bij de verwachting, begint het eigenlijke burn-outsyndroom.
De druk waaronder de getroffenen gebukt gaan, kan ook van buitenaf komen. Uitputting, frustratie en irritatie volgen. Het lichaam reageert ook op de overbelasting. Hoofdpijn, buikpijn en slaapstoornissen zijn het gevolg.
Fase 2: Verminderde inzet
Een typisch kenmerk van het burn-out syndroom is intense frustratie. Lijders moeten accepteren dat het gestelde doel niet zal worden bereikt. Het vroegere idealisme vervaagt en de inzet vermindert.
Omdat er veel tijd en moeite is geïnvesteerd in het stellen van doelen, worden de eisen sterk opgeschroefd. De betrokkenen voelen zich uitgebuit en met te weinig waardering behandeld.
Tegelijkertijd vindt er een innerlijke berusting plaats. Vanaf dit punt worden alleen de meest noodzakelijke dingen gedaan, zelfs met royale pauzes, en de fouten stapelen zich op. Voor sommigen breidt deze houding zich ook uit tot de vrije tijd, terwijl anderen opbloeien zodra zij hun werkplek verlaten.
Burnout-patiënten distantiëren zich van hun sociale omgeving. Mededogen en sympathie (empathie) maken plaats voor emotionele kilte, en cynisme is niet ongewoon. Het normaal positieve gevoel tegenover medemensen (collega's op het werk, vrienden, familie) vermindert.
Fase 3: Depressie, agressie en verwijten
Er moet nu een schuldige worden gevonden voor het persoonlijk falen. Het kan de lijder zelf zijn, maar ook mensen uit zijn omgeving.
Als de schuld bij zichzelf gezocht en gevonden wordt, dreigt depressie. Gevoelens van mislukking, onvermogen, machteloosheid en hulpeloosheid nemen de overhand en doen alle gevoel van eigenwaarde afnemen.
Kenmerkende symptomen van depressie (nervositeit, leegte, pessimisme, angstgevoelens, zelfs zelfmoordgedachten) worden merkbaar.
Een ander beeld ontstaat wanneer de schuld wordt gezocht bij collega's of "het systeem". Het eigen aandeel in de mislukking wordt ontkend, agressie verspreidt zich. Er zijn talrijke conflicten met andere mensen tegen wie alle woede is gericht. Getroffen personen zijn humeurig, voortdurend geïrriteerd en voelen zich snel aangevallen.
Fase 4: Degradatie en afnemende prestaties
Fouten door onzorgvuldigheid nemen toe, afspraken worden vergeten. Moeilijkheden bij het nemen van beslissingen, een gebrek aan creativiteit en een onvermogen om complexe problemen aan te pakken zijn het gevolg van voortdurende spanning.
Op het werk is het leidende principe "werk om te heersen". Initiatief, motivatie en productiviteit nemen gestaag af.
De mentale houding verandert ook geleidelijk. Het "in hokjes stoppen" en het "zwart-wit denken" doen hun intrede, veranderingen en het doorbreken van routine worden afgewezen omdat dit een extra energie-uitgave zou vergen.
Fase 5: desinteresse, afvlakking
Getroffen mensen trekken zich ook emotioneel terug vanwege hun afnemende prestaties. Onverschilligheid en verveling nemen toe. Hobby's, familie en vrienden worden tot een minimum gereduceerd, eenzaamheid verspreidt zich.
Fase 6: Wanhoop
In de laatste fase overheerst complete wanhoop. De zin en de waarde van het leven worden in twijfel getrokken, suïcidale gedachten stapelen zich op en worden soms in praktijk gebracht.